Toen de klassieke meetkunde in de zestiende eeuw niet in staat was bepaalde formules op te lossen, werd het imaginaire getal in het leven geroepen. Deze term leidde naar de conclusie dat er iets bestond onafhankelijk van onze werkelijkheid in de betekenis van ons voorstellingsvermogen. Met andere woorden: reële oplossingen konden niet langer gevonden worden zonder de omweg van het irreële in te slaan. In essentie is het imaginair getal het invoeren van een extra dimensie, het is een denkbeeldig getal. Volgens de wiskundige en filosoof Descartes is het denkbeeld in weze te onderscheiden van beelden in het voorstellingsvermogen. Denkbeelden van God zijn volgens hem net zo onbetwijfelbaar als denkbeelden van een vorm of een getal.
De mens heeft nood aan het definiëren van begrippen die zijn voorstellingsvermogen te boven gaan en roept hierbij een virtuele wereld in het leven. Het zijn niet-realistische elementen of gebeurtenissen die tot doel hebben de werkelijkheid aan te vullen en illustreren de onvermijdelijke evenwichtsoefening van de mens tussen lichaam en geest: het verlangen naar vlees en bloed tegenover het opgaan in het ijle. De figuren in het werk van Sven Verhaeghe is voortdurend onderhevig aan die dreiging. Het ontwaken wordt een soort motief: soms eens ontnuchterend, dan weer verlossend.